Gisteren zijn Peet en ik met mijn moeder naar een lezing geweest van Jean-Paul de Vries in Gouda. Ik ken hem al 45 jaar en als je mij volgt, ken je hem ook. Jip is die kerel die op zijn zevende voor het eerst op de camping in Romagne-sous-Montfaucon kwam, net als ik. Daar begon onze lange vriendschap. In het begin ging ik er vaak met hem mee de bossen in, waar we allerlei overblijfselen vonden uit de 1e Wereldoorlog, die in die streek enorm had huisgehouden. Toen we op een dag trots de heuvel af kwamen lopen met een vliegtuigbom die nog op scherp bleek te staan, ging voor mij de lol er een beetje vanaf. Bij Jean-Paul wakkerde het de fascinatie juist aan. Lang verhaal kort: hij emigreerde naar het dorpje in Noord-Frankrijk en stalde daar zijn vondsten uit. Eerst in een privéverzameling, later professioneler. Zo ontstond het museum Romagne 14-18.
De coronaperiode was niet mals voor het museum. Mensen toonden nog steeds interesse, maar mochten of konden niet meer komen. Vele bussen vol scholieren en militairen moesten noodgedwongen uit de agenda gehaald worden. Verschillende reddingsacties waren nodig om het voortbestaan van het museum te garanderen. En dat lukte. Omdat JP kan rekenen op veel goodwill aan de ene kant en een legertje vrijwilligers aan de andere kant, en ook de stichting Vrienden van Romagne 14-18 staat hem met raad en daad bij. Én omdat hij enorm creatief is en elke keer weer nieuwe mogelijkheden ziet of creëert. De veelgelezen Facebook-serie ‘Walking the dog’ bijvoorbeeld, of de indrukwekkende ‘shorts’ die elke vrijdag op alle videokanalen verschijnen. Maar ook – in het ‘klein’ – de inrichting van het museum, of – op een hoger niveau – de complete gedachtegang achter alles wat hij doet.
Zodoende transformeert Romagne ’14-’18 langzaam van een oorlogsmuseum in een verzameling oorlogskunst. Daarin ligt steeds minder de nadruk op het militaire aspect, maar steeds meer op het menselijke. Omdat Jean-Paul niet iemand is van kleine ambities, is zijn nieuwste doel het bereiken van wereldvrede. Een strijd voor vrede, als het ware. Vandaar ook de nieuwe naam War For Peace. Vrede bereiken kan hij niet alleen, daarvoor heeft hij ons allemaal nodig. En als wij niet naar Romagne (kunnen) komen, komt JP wel naar ons toe. Bijvoorbeeld met lezingen, zoals die van gisteren in Gouda en een week eerder in Weert. Allebei uitverkocht, wat de hoop geeft dat mensen zijn boodschap willen horen en hopelijk ter harte nemen.
Vóór de pauze vertelt hij een persoonlijk verhaal dat ik hierboven al kort samenvatte. Mooi om te zien dat hij het verhaal, hoezeer dat ook om hem draait, niet naar zichzelf toetrekt. Hij staat uitgebreid stil bij zijn vele vrijwilligers en geeft hen alle credits voor wat zij doen. Zo ook mijn vader (op de tweede foto naast mijn moeder), die hem helemaal in het begin hielp bij het schrijven van een businessplan om zijn toenmalige droom – het museum – te laten uitkomen, en hem daarna nog tot zijn overlijden als financieel adviseur bijstond. Fijn om te horen hoe JP in zijn verhaal een mooi en warm plekje voor hem gereserveerd had.
Na de pauze volgt een algemener beschouwing over de waanzin van oorlog, waarbij hij erop hamert dat onder elke helm een mens zit. Het ligt er maar aan waar je wieg gestaan heeft, aan welke kant je vecht. In die zin bestaat er geen goed of fout. Iedereen, ongeacht huidskleur of religie, vecht voor zijn vaderland. En lang niet altijd uit vrije wil. Soldaten zijn geen vechtmachines, betoogt Jean-Paul, maar mensen die iets aan de wereld willen verbeteren. In een oorlog doen ze dat aan het front, bij een aardbeving in het getroffen gebied.
Oorlog is waanzin en brengt vrede niet dichterbij. Tenzij het een ‘war for peace’ is. Daarom hoop ik dat Jip zijn verhaal op nog veel meer plekken kan komen vertellen. De wereld heeft dit soort idealisten nodig.